De geschiedenis van een schraagbeeld
Sinds 1884 bezit museum Ons’ Lieve Heer op Solder een houten schraagbeeld. Een habijtkoord met drie knopen maakt duidelijk dat dit een minderbroeder voorstelt. Het beeld is van eikenhout en 82 cm hoog. Voordat het in de collectie kwam, zat het langere tijd aan de gevel van een huis in de stad. Daar was in de 19de eeuw een populaire kroeg gevestigd, ‘Het Munnikje’. In het museum hing dit beeld lang in de kerkruimte. Tegenwoordig bevindt het zich in het depot.
Hoe oud is het beeldje?
Vanwege stijlkenmerken zoals een zekere beweging - zie het vooruitstekend been en het uitzwaaiende koord - en de realistische lichaamsverhoudingen kan het beeld niet eerder dateren dan ongeveer 1520. Toen deden dergelijke renaissancekenmerken voorzichtig hun intrede in Nederland. Het minderbroederklooster in Amsterdam is echter al in 1463 gesticht. Het beeld moet dus later zijn geplaatst. Van de bouwgeschiedenis van het klooster is niets bekend, dus wanneer het beeld in het klooster kwam en waar het werd geplaatst, blijft onduidelijk. Het zal ergens in de kloosterkerk een plek hebben gehad.
Waar is het klooster gebleven?
Al in 1566 wordt het klooster tijdens de beeldenstorm geplunderd. Het schraagbeeld zit waarschijnlijk te hoog om beschadigd te raken. Het protestantse gedachtengoed beklijft dan nog niet in Amsterdam en de broeders zijn spoedig terug in hun klooster. In 1578 valt voor hen het doek wel definitief. De gehate minderbroeders worden met het katholieke stadsbestuur de stad uitgezet.
In 1581 verkopen burgemeesters en (dan protestantse) kerkmeesters de eerste grond op het voormalige kloosterterrein: vier percelen grenzend aan de Oudezijds Achterburgwal, deels gelegen op het oude kerkhof. Eén van de vier percelen speelt later nog een belangrijke rol in de geschiedenis van het schraagbeeld. De minderbroederkerk zelf wordt in 1588 afgebroken. De steeg ernaast wordt verbreed en heet sindsdien Monnikenstraat. Op de stadskaart van Pieter Bast uit 1597 is duidelijk te zien dat daar waar krap 20 jaar eerder nog het kerkhof lag alles is volgebouwd. Dat geldt voor bijna het hele kloosterterrein. Wel laat het patroon van straten en stegen ook nu nog iets van de oorspronkelijke kloosterplattegrond zien.
Na de sloop
Waarschijnlijk bevindt het beeld zich tot 1588 nog ‘gewoon’ in de kloosterkerk. Maar daarna? Dat blijft gissen. Tot 1710. Dan duikt het weer op. En niet op een willekeurige plek… In 1710 namelijk verkopen Dirk Braambergen en Fijtje Dirckx een pand op de hoek van de Monnikenstraat en de Oudezijds Achterburgwal. In de verkoopakte wordt het pand omschreven als ‘daar de munnick boven de deur staat’. Het is precies de plek waar tot 1578 een kloosteringang was. Wie zijn deze Dirk en Fijtje? En hebben zij die monnik in de gevel gezet?
Dirk en Fijtje trouwen in 1697. Zo blijkt uit een trouwakte die bewaard wordt in het Stadsarchief. Ze bezitten dan meerdere panden, waaronder het pand op de hoek van de Monnikenstraat dat ze in 1710 verkopen. Eerdere akten rond dit pand noemen de monnik niet. Het lijkt erop dat het beeld dus ergens tussen 1697 en 1710 op de gevel is geplaatst. Latere bronnen maken ook melding van een beeld van een monnik op de gevel op deze hoek. Het zou uit het Minderbroederklooster afkomstig zijn. Het is het beeld dat later in het museum terecht komt.
Een monnik op de gevel
In middeleeuws Amsterdam staan meerdere huizen waar zogezegd ‘de monnik uithing’, waar dus een uithangbord aan de gevel hangt met een monnik erop. Vaak zijn het (buurt)kroegen. Sommige monniken zijn flinke innemers, en daarmee gewilde kroegklandizie. Een monnik-uithangbord is dan ook niet vreemd. En dat verandert niet na de Alteratie van 1578. De monnik-uithangborden blijven gewoon hangen. Goede reclame!
Een beeldje, goed herkenbaar als monnik, nota bene afkomstig uit een opgeheven klooster, is echter wel iets anders dan een uithangbord. Zo’n beeld op je gevel plaatsen, dat zal vlak na de Alteratie in een stad waar katholieke uitingen in de openbare ruimte niet worden geduld, niet snel zijn gebeurd. Maar ergens tussen 1697 en 1710 durven Dirk en Fijtje het wel aan.
Wat weten we verder van hen? Dirk wordt tweemaal genoemd als getuige bij een katholieke doop, één keer staat Fijtje ook als getuige vermeld. Deze dopen vinden plaats in huis- of schuilkerken, waar katholieken na 1578 hun geloof kunnen belijden. Dirk en Fijtje zijn zeer waarschijnlijk dus belijdend katholiek, wat hun mogelijk actieve rol bij het plaatsen van het beeld op de gevel ondersteunt. De geschiedenis van de Amsterdamse kloosters is rond 1700 zeker nog niet vergeten. Men weet goed waar ze hebben gestaan. De hoek Oudezijds Achterburgwal/Monnikenstraat is ooit een kloosteringang geweest. Een uitgelezen locatie om het monnikje te plaatsen en de herinnering enigszins levend te houden! Blijkbaar was dat in de publieke ruimte in die tijd geen probleem meer.
Daar sta je dan ...
Vele jaren staat het beeld in weer en wind. De pij is roodbruin geverfd, gezicht en handen zijn voorzien van een laag witgele plamuur. Velen denken dat het een stenen beeld is. Ergens rond 1800 wordt het beeld zelfs naamgever voor een tapperij annex toneelzaal in het hoekpand, ook wel een musico genoemd. ‘Het Munnikje’ is een bekend etablissement. Je kan er een knengels nuttigen (een kan Engels bier) en genieten van allerlei volksvermaak. Je moet wel goed op je bier letten, zet je het even neer dan kan iemand anders het zomaar achteroverslaan in de drukte!
Naar het museum
Het beeld blijft op de gevel tot 1880. De musico is dan al weer ter ziele. Het pand wordt aangekocht door de ‘Jongelingsvereeniging onder den Handwerksstand’ die het sloopt voor nieuwbouw. Het monnikje moet toen van de gevel zijn gehaald. Een paar jaar later komt het terecht in de collectie van het Museum Ons’ Lieve Heer op Solder. Daar wordt het schoongemaakt en ontdekt men dat het van hout is. Zoals gezegd hangt het jaren in de kerkruimte en wordt het nu in het depot bewaard.
Arjan Vader
Museumdocent Museum Ons' Lieve Heer op Solder
Laatst bewerkt
29 oktober 2024
Het Grau Moniken Klooster, in platte form, na het leven, maker onbekend, ca. 1730, prent uit de 18de eeuw naar de opmeting van Joost Jansz. Bilhamer uit 1578. Collectie Rijks Museum.
Schraagbeeld van een Minderbroeder, vervaardiger onbekend, ca. 1520, 82 x 17 x 24 cm. Collectie Museum Ons' Lieve Heer op Solder. Fotografie Robert Westera.
Amstelredam, Pieter Bast, 1597 (plattegrond van de stad, hier afgebeeld een uitsnede van de omgeving van het Minderbroederklooster). Collectie Atlas Splitberger. Stadsarchief Amsterdam.
Het Monnikje aan het hoekhuis van den O.Z. Achterburgwal en Monnikenstraat (van voren en terzijde te zien), J.E. ter Gouw, 1845-1860, tekening, pen en penseel in kleur. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Een Knengels!, Daniel Veelwaard en Jacob Smies, 1800-1815, gravure. Collectie Atlas Dreesmann. Stadsarchief Amsterdam.
Brugmans, H., Geschiedenis van Amsterdam II, 2de herziene druk (Amsterdam 1972) 53-55.
D’Ailly, A.E., Historische Gids van Amsterdam 22 (Amsterdam 1929) 91-92.
Hombergh, F.A.H. van den, ‘Brussel of Brugman. Opwinding rond de oprichting van het Amsterdamse Observantenklooster in 1462/63’ in: Jaarboek Amstelodamum 83 (Amsterdam 1991) 13-44.
Klijn, M., ‘Hooggeplaatste figuren in hout. Gesneden beelden en koppen aan Hollandse kerkgewelven' in: Bulletin van de Stichting Oude Hollandse Kerken, 54 lente (2002) 3-25.
Lennep, J. van en J. ter Gouw, De Uithangteekens, in verband met geschiedenis en volkslevens beschouwd, Tweede deel (Amsterdam 1868) 126.
Veerkamp, J., ‘Bedelmonniken bij de Nieuwmarkt. De broeders van Philips en Alva' in: Ons Amsterdam April (Amsterdam 2002) 154-157.